Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het primair onderwijs, enz. (invoering lumpsumbekostiging in het primair onderwijs)

 

Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot vergroting van de autonomie van bevoegde gezagsorganen van scholen in het primair onderwijs en tot deregulering als middelen ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, dat het daarvoor wenselijk is dat lumpsumbekostiging voor scholen in het primair onderwijs wordt ingevoerd en dat het in dat kader eveneens wenselijk is om de zeggenschaps- en medezeggenschapsverhoudingen aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I
[Wijzigt de Wet op het primair onderwijs.]

Artikel II
[Wijzigt de Wet op de expertisecentra.]

Artikel III
[Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.]

Artikel IV
[Wijzigt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992.]

Artikel V Afhandeling bekostiging oude stijl
Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met betrekking tot de afrekening van de personeelskosten na 31 juli direct voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel VI Vaststelling bedrag per leerling bij invoering lumpsum bekostiging
1
Voor de bekostiging van personeel van scholen dan wel centrale diensten als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra worden
a
voor de eerste vaststelling bij de inwerkingtreding van deze wet de bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 120, 124, 125 en 132, van de Wet op het primair onderwijs vast te stellen bedragen gebaseerd op de gerealiseerde gemiddelde personeelslast van leraren van alle basisscholen, respectievelijk alle speciale scholen voor basisonderwijs in het meetjaar, bedoeld in artikel VII, eerste lid; en
b
voor de eerste vaststelling bij de inwerkingtreding van deze wet de bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 117 van de Wet op de expertisecentra, vast te stellen bedragen gebaseerd op de gerealiseerde gemiddelde personeelslast van leraren respectievelijk onderwijsondersteunend personeel, benoemd in een functie waarvoor schaal 4 van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC als maximum geldt, van alle scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra in het meetjaar, bedoeld in artikel VII, eerste lid.
2
De gerealiseerde gemiddelde personeelslast, bedoeld in het eerste lid, is het genormeerde bedrag van de personele middelen per formatieplaats, bedoeld in artikel VII, eerste lid, verlaagd respectievelijk verhoogd met het percentage bedoeld in artikel VII, vijfde lid, en aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten in de periode liggend tussen het meetjaar, bedoeld in artikel VII, eerste lid, en het eerste schooljaar na de inwerkingtreding van deze wet.
3
De in het eerste lid bedoelde bedragen kunnen worden verhoogd of verlaagd met een percentage, zodanig dat het totaal van de berekende personele bekostiging in overeenstemming is met het door de begrotingswetgever voorziene uitgavenbeloop. Het in de eerste volzin bedoelde percentage kan verschillend worden vastgesteld voor de bekostiging van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en scholen, niet zijnde instellingen, bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

Artikel VII Vaststelling gegevens meetjaar
1
Op basis van meetgegevens over het schooljaar 2004-2005 wordt vastgesteld:
a
per school, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra, de gemiddelde prijs per formatierekeneenheid, zijnde het totaal van de bekostigingsbedragen, bedoeld in artikel 137, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk artikel 131, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, beide zoals luidend in het meetjaar, gedeeld door het voor de desbetreffende school beschikbare formatiebudget; en
b
het genormeerde bedrag van de personele middelen per formatieplaats per functiecategorie directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel, zijnde het per bedoelde functiecategorie gedeclareerde deel van de in de in artikel 137, eerste lid onderdelen a en c, van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk artikel 131, eerste lid onderdelen a en c, van de Wet op de expertisecentra, beide zoals luidend in het meetjaar, bedoelde bekostiging, gedeeld door de daarbij behorende formatie, uitgedrukt in formatieplaatsen.
De prijs, bedoeld onder a, en het bedrag, bedoeld onder b, worden vastgesteld op basis van de uiterlijk voor 1 november van het jaar volgend op het meetjaar door de scholen geleverde gegevens.
2
Aan de hand van de telgegevens op 1 oktober 2003 dan wel de telgegevens van 16 januari 2004 indien artikel 9 van het Formatiebesluit WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2004, op een school van toepassing was, worden eenmalig bepaald:
a
de genormeerde declaratie per school en
b
de fictieve lumpsum per school.
3
De genormeerde declaratie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt bepaald:
a
voor een basisschool: het aantal formatierekeneenheden, dat op basis van de in het tweede lid bedoelde telgegevens voor de school wordt bepaald op grond van artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van het Formatiebesluit WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2004, vermenigvuldigd met de prijs per formatierekeneenheid, bedoeld in het eerste lid, van die school;
b
voor een speciale school voor basisonderwijs: het aantal formatierekeneenheden dat op basis van de in het tweede lid bedoelde telgegevens voor die school wordt bepaald op grond van artikel 16a, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, van het Formatiebesluit WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2004, vermenigvuldigd met de prijs per formatierekeneenheid, bedoeld in het eerste lid, van die school; en
c
voor een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: het aantal formatierekeneenheden dat op basis van de in het tweede lid bedoelde telgegevens voor die school wordt bepaald op grond van artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en c, van het Formatiebesluit WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2004, in voorkomende gevallen verhoogd met het aantal formatierekeneenheden op grond van artikel 117, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra, zoals luidend op 31 juli 2004, vermenigvuldigd met de prijs per formatierekeneenheid, bedoeld in het eerste lid, van die school. Bij de bepaling van het aantal formatierekeneenheden blijft het aantal formatierekeneenheden dat is toegekend op grond van artikel 8 van het Formatiebesluit WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2004, buiten beschouwing.
4
De fictieve lumpsum per school, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt bepaald door op basis van de telgegevens, bedoeld in het tweede lid, per leerling een bedrag toe te kennen, berekend overeenkomstig de artikelen 120 van de Wet op het primair onderwijs en 117 van de Wet op de expertisecentra, beide zoals luidend na inwerkingtreding van deze wet, en dit totaalbedrag te verhogen met de bekostigingsbedragen die voor het schooljaar 2004-2005 zouden zijn toegekend op grond van artikel 120, derde en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 117, derde en zevende lid, van de Wet op de expertisecentra, voor zover overeenkomend met toekenningen opgenomen in de normatieve declaratie, bedoeld in het derde lid, indien die artikelen, zoals die artikelen worden gewijzigd door deze wet, op het schooljaar 2004-2005 van toepassing zouden zijn geweest. Bij de vaststelling van de bedragen, bedoeld in de eerste volzin, wordt rekening gehouden met het genormeerde bedrag van de personele middelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
5
De bedragen die tot de in het vierde lid bedoelde fictieve lumpsum leiden, worden verhoogd of verlaagd met een percentage zodanig dat de fictieve lumpsum van alle basisscholen gezamenlijk, van alle speciale scholen voor basisonderwijs gezamenlijk respectievelijk van alle scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs gezamenlijk, gelijk is aan de genormeerde declaratie van de onderscheiden categorieën scholen.
6
Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een school die op 1 augustus 2004 is geopend, met dien verstande dat in dat geval wordt uitgegaan van de telgegevens op 1 oktober 2004.
7
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter uitvoering van dit artikel waaronder in ieder geval begrepen de wijze waarop de gegevens over het meetjaar worden verkregen alsmede de wijze waarop de gegevens bij gebleken onjuistheden ten behoeve van een goede invoering van deze wet ambtshalve kunnen worden vastgesteld.

Artikel VIII Overgangsregeling
1
Gedurende vier schooljaren vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt voor alle scholen, niet zijnde instellingen, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra die in het schooljaar 2004-2005 voor bekostiging in aanmerking kwamen, de voor de school geldende bekostiging voor personeelskosten op basis van de telgegevens van 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, dan wel, indien het betreft een school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, 16 januari van het voorafgaande schooljaar indien op grond van die datum de bekostiging is aangepast in verband met een toename van het aantal leerlingen, en in voorkomend geval verhoogd met de bekostigingsbedragen op grond van artikel 120, derde en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 117, derde, vijfde en zevende lid, van de Wet op de expertisecentra gecorrigeerd.
2
De correctie, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, jaarlijks te vermenigvuldigen met het voor de school geldende percentage, berekend op grond van het derde en vierde lid, en de uitkomst
a
indien het een positief bedrag is, op te tellen bij de voor de school geldende bekostiging, bedoeld in het eerste lid en
b
indien het een negatief bedrag is, af te trekken van de voor de school geldende bekostiging, bedoeld in het eerste lid.
3
Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt jaarlijks per school vastgesteld door voor alle scholen bedoeld in het eerste lid die op 1 januari voorafgaand aan het schooljaar onder hetzelfde bevoegd gezag vallen de som van de genormeerde declaraties, bedoeld in artikel VII, van deze scholen te verminderen met de som van de fictieve lumpsum, bedoeld in artikel VII, van deze scholen en de uitkomst daarvan te delen door de som van de fictieve lumpsum van deze scholen. Voor de toepassing van de eerste volzin geldt in geval van een school die door samenvoeging tot stand is gekomen de som van de genormeerde declaraties, bedoeld in artikel VII, en de som van de fictieve lumpsum, bedoeld in artikel VII van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De uitkomst van de berekening bedoeld in de eerste volzin wordt rekenkundig afgerond op vier cijfers achter de komma.
4
Het percentage berekend op grond van het derde lid, wordt vervolgens
a
indien het een positief getal is, jaarlijks verminderd met een bij ministeriële regeling vast te stellen drempelwaarde, waarbij de uitkomst niet lager kan zijn dan nul; en
b
indien het een negatief getal is, jaarlijks verhoogd met een bij ministeriële regeling vast te stellen drempelwaarde, waarbij de uitkomst niet hoger kan zijn dan nul.
5
Bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften ter uitvoering van dit artikel worden gegeven, waaronder in ieder geval wordt begrepen de wijze waarop terugvordering van op grond van dit artikel betaalde vergoedingen plaatsvindt, indien op basis van de definitieve vaststelling van de personele vergoeding van de scholen over de kalenderjaren vallend in het meetjaar, blijkt dat te veel vergoeding is genoten.

Artikel IX Overgangsregeling formatiegarantie leerlinggebonden financiering
De formatiegarantie, bedoeld in artikel X, van de Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (Stb. 631) wordt op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze, omgerekend naar een dienovereenkomstige bekostigingsgarantie. In de in de eerste volzin bedoelde ministeriële regeling worden tevens regels gegeven met betrekking tot de samenloop van de overgangsregeling, bedoeld in artikel VIII, en de in de eerste volzin bedoelde bekostigingsgarantie.

Artikel X Overgangsregeling pilotscholen
1
Voor scholen die voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 72a van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 73a van de Wet op de expertisecentra een bekostigingsbedrag ontvingen, blijft de bekostiging voor de periode waarop het besluit, bedoeld in een van de genoemde artikelen, betrekking heeft, gebaseerd op de regels en voorwaarden van dat besluit.
2
Op de scholen, bedoeld in het eerste lid, zijn na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode en tot het tijdstip, bedoeld in artikel VIII, eerste lid, de artikelen VII en VIII van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor deze scholen de genormeerde declaratie, bedoeld in artikel VII, derde lid, wordt vastgesteld door het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel VII, derde lid, van de desbetreffende school te vermenigvuldigen met de voor de school in het meetjaar vastgestelde gemiddelde prijs per formatierekeneenheid.

Artikel XI
[Wijzigt de Experimentenwet onderwijs.]

Artikel XII Toepassing oude bepalingen
1
De ingevolge deze wet gewijzigde artikelen, zoals die artikelen luidden op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de tijdvakken waarvoor zij gelding hadden.
2
Op geschillen met betrekking tot de ingevolge deze wet gewijzigde artikelen, zoals die artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, die op die datum in bezwaar of beroep aanhangig zijn of na die datum binnen de bezwaar- of beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt, blijven de op die datum geldende regelingen van toepassing. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.

Artikel XIII
[Wijzigt deze wet.]

Artikel XIV Overgangsbepaling
1
Bij algemene maatregel van bestuur dan wel bij ministeriële regeling kunnen, zonodig in afwijking van deze wet, tot en met het tweede schooljaar volgend op de inwerkingtreding van deze wet, voorzieningen worden getroffen ten behoeve van een goede invoering van deze wet.
2
Van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid om bij ministeriële regeling voorzieningen te treffen wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien het treffen van die voorziening bij algemene maatregel van bestuur niet tijdig in werking zal zijn getreden. Indien een voorziening die bij ministeriële regeling is getroffen een structurele afwijking van de wet betreft, wordt zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt de wet zodanig te wijzigen dat de voorziening bij ministeriële regeling niet langer noodzakelijk is.

Artikel XV Inwerkingtreding
De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen datum, die voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Tavarnelle, 16 juli 2005
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap , M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
Uitgegeven de de dertigste augustus 2005
De Minister van Justitie ,
j
P. H. Donner